Nederlands English Home Contact Disclaimer Sitemap Nieuw/New

WEERSPREUKEN

WEERSVERSCHIJNSELEN

 

 

AVONDROOD / OCHTENDROOD

 
Des avonds rood en des morgens grijs,
men gaat dan steeds gerust op reis;
Doch des avonds grijs en de morgens rood,
men stelt zich dan aan regen bloot.
Rood voor zunne (opkomst),
is regen voor de avond;
Is de zunne des avonds rood,
des morgens is het schoon weder groot.
   
Hebben wolken 's morgens rode randen,
altijd is er wind en nat voorhanden.
's Morgens de lucht rood,
's avonds plomp in de sloot.
   
De avond rood, de morgen grauw,
brengt het schoonste hemelblauw.
Avondrood mooi weer aan boord,
Morgenrood regen in de sloot.
   
Is de avond rood en grauwt te morgen,
gewis dat die twee ons mooi weer bezorgen.
Avondrood geen nood,
morgenrood regen in de sloot.
   
Avondrood teder, 
morgen mooi weder.
In de winter westenwind en avondrood, 
maakt de koude winter dood.
   
In de zomer oostenwind en avondrood,
leggen de warmte bloot.
 
 

 

KRING OM ZON EN MAAN

 
Kring om de maan,
zal in regen vergaan
Kring om de zon, een volle waterton.
   
Kring om de maan,
regen komt aan.
Een ring om de zon, is regen zonder pardon.
   
Als een donkere stralenkrans de maan omringt,
volgt een maand vol neerslag of bewolking.
Wanneer een dunne lichtkrans de zon omringt,
komt de regen zeker.
   
Een kring om de maan, 
geeft wind op de baan.
Kruipt de zon in haar nest,
dan regent 't de volgende dag z'n best.
   
Een kring rond maan, 
de vorst van de baan (winter).
Gaat de zon onder in een nest,
binnen drie dagen regen of wind uit de west.
   
Is om de maan geen rand,
dan houdt het weer nog langer stand.
Gaat de zon onder in nest nest,
morgen wind uit de west.
   
Een kring om de maan kan nog gaan,
maar een kring om de zon,
daar huilen vrouw en kinderen om.
De zon in een nest,
de wind uit het west,
brengen regen op z'n best.
   
Een krans om de zon,
regen in de ton.
De zon in een nest,
het ijs op zijn best.
   
Rood rond de zon,
regen in de ton.
 
 

 

MIST, NEVEL, DAUW, RIJP

 
Mist na regen,
brengt geen zegen.
Kruipnevels, regen.
   
Stijgt de nevel geeft het regen en geen zegen, daalt de nevel en het geeft geen regen. Is den zomeravond mistig,
dan is het weer met gaven kwistig.
   
Mist is de moeder van alle weer. Grauwe nevels is gebleken,
zijn van kou een zeker teken.
   
Veel nevel in de winter geeft een nat voorjaar. Grondnevels die na zonsondergang verschijnen,
na zonsopkomst weer verdwijnen,
wijzen op een klare hemel
en het weer zal goed worden.
   
Mistige morgen, schone dag. 's Morgens dauwdruppels op 't gras,
op bloemen en in webben,
zeker zullen we mooi weer gaan hebben.
   
's Avonds dikke nevel,
's morgens heldere hemel.
Zonder dauw geen regen,
heet het in juli allerwegen.
   
Mistsluiers in de vroege nacht,
geven zomerdagen in volle pracht.
Dauw in de morgen, een gezonde dag.
   
Slaat des avonds zware nevel neer,
dan brengt den morgen helder weer.
Overvloed van dauw,
maakt de hemel blauw.
   
Nevel in het dal, goed weer overal. Rijp aan boom en plant,
houdt geen drie dagen stand.
   
Grauwe nevels - is gebleken,
zijn in de winter van kou een teken.
Hoe verder het zicht, hoe dichterbij de regen.
   
Mist,
vorst in de kist. (Winter)
 
 

 

ONWEER

 
Van de dennen, ga vandaan,
Van de eiken moet men wijken,
Maar de beuken zal men zoeken.
Deze adviezen voor schuilen bij onweer kan men beter negeren!
Hoe verder het zicht, hoe dichterbij de regen.
   
Onweer in de late nacht,
wordt overdag opnieuw verwacht.
Donder in het dorre hout,
geeft voorjaar schraal en koud.
   
Donder in de vroeger morgen,
overdag voor meer zal zorgen.
Zware onweders baren
dikke korenaren.
   
Donder in de vroege nacht: veel kabaal,
doch schade op kleine schaal.
Hoort ge in juni de donder kraken,
dan maakt de boer goede zaken.
   
Trap nooit op een slak. Dan begint het te donderen. Als men een vuurbal ziet, betekent dat dat er zwaar weer op komst is.
 

 

REGEN

 
Een zieke morgen, een gezonde dag. Morgenregen, een oude wijvenans.
   
's Morgens regen, 's middags droge wegen. 's Morgens bergen,
's Avonds regen.
   
Als het regent voor acht uren,
't zal niet de hele dag duren.
Een waterige zon en een bleke maan,
kondigen beide regen aan.
   
Regen voor acht uur,
is van korte duur.
's Morgens vroeg regen,
's avonds droge wegen.
   
Regen voor negen uur,
is niet van lange duur.
Verschijnen er tijdens de regen grote luchtbellen op het water, zal het nog lang en veel regenen.
   
Fijne regen vroeg in de morgen,
zal zeker u mooi weer bezorgen.
Als het blaasjes regent, regent 't de hele dag door.
   
Ochtend regen , 
houdt de pelgrims tegen.
Blaasjes regen,
rijke zegen.
   
Als er bellen op de plassen drijven,
zullen we nog langer regen krijgen.
Wanneer bij het regenen blaasjes op het water komen,
krijgt men de volgende dag weer regen.
   
Likdoorns profiteren [sic!] van wind of regen of allebei.  
   

44 Voortekens van regen in rijmvorm:

De holle wind kent perk nog palen,
Het zwerk veranderd keer op keer,
Ik zie het kwik in het weerglas dalen,
Het schoorsteenroet valt druppelend neer,

Het vocht begint den muur te ontvloeien,
De zwaluw scheert langs het spichtig gras,
De vlieg verstoort de logge koeien,
De kikvors kwaakt in het enge gras,

Flink, mijn patrijshond, zit te dromen,
Het stof draait dwarrelend in de vliet,
De vissen spartelen op de stromen,
Het regende ook op St. Margriet,

Hebt u de gracht geroken?
Zag u de fraaie regenboog?
De zon is nevelig neergedoken,
Ondraaglijk kwelt me een exteroog,

De huiskat strijkt haar fulpen wangen,
Gesloten is de pimpernel,
De merel fluit haar zoete zang,
Ei hoor!, wat piept de krekel schel,

Het loeiend vee wil het veld verlaten,
't Verschiet schijnt ons nabij te zijn,
Ik hoor de onrustige schapen blaten,
Aanhouden knort het ronkend zwijn,

De slakken zijn met zand bestoven,
De padden kruipen ginds en her,
De klaver heft de kruin naar boven,
Flauw glinstert zelfs de grootste ster,

De pauw verheft zijn schelle kreten,
Het rijpaard trapt vol ongeduld,
Mijn hond wil gras voor beenderen eten,
Zie hoe een kring de maan omhult,

De glimworm blinkt in het volle duister,
De koekoek roept eenzaam in het woud,
De maan schijnt rood door het nevelige duister,
Het is, schoon zomer, nat en koud,

De ganzen gaggelen, de eenden kwaken,
De gladde zuring kruipt ineen,
Het hout zet uit met hoorbaar kraken,
Het vocht ontwelt de blauwe steen,

De raven storten zwierend neder,
In gang en kamers kruipt de spin,
De herder voorspelt onstuimig weder,
En nieuwe of volle maan viel maandag in;

Dus vriend, ons uitgaan is verkeken,
Al ziet ge zuur, hier is geen keus,
En morgen (waar' die dag verstreken),
Zij thuis te blijven onze leus.

Nog meer voortekens van regen in rijmvorm:

Als de hond het gras beknaagt,
de vrouw over vlooien klaagt,
als de zon maar bleekjes schijnt,
de kikker 's morgens kwakers zijn,
de maagd slaperig in huis zit,
de rook de schoorsteen niet uit wil,
dan zal, zo men algemeen gelooft,
de regen snel vallen op ons hoofd.

Weer andere voortekens:

Een teken van regen is het als een schaarslijper voorbijkomt, als de ketting van de hangklok krinselt (in elkaar draait),
als de kippen schuilen.

 

 

REGENBOOG

 
Een regenboog in de morgen,
maak je maar veel zorgen;
Maar een regenboog in de avondstond,
leg gerust je hoofd op de grond.
Regenboog in de vroege morgen,
baart de wakkere boer zorgen;
Maar regenboog 's namiddags laat,
blijde hij te ruste gaat.
   
Een regenboog aan de lucht, drie dagen regen. Als de zon schijn en het regent,
hebben de duvelen kermis.
   
Drie regenbogen boven elkaar,
drie weken regen voorwaar.
Als het regent en zon schijnt,
is het kermis in de hel.
   
Regen bij zonneschijn, nog drie dagen regen. Regenboog tegen de nacht,
brengt water in de gracht.
   
Als er een regenboog aan de lucht staat, dan zijn de heksen aan het pannenkoeken bakken.  
 

 

SNEEUW

 
Wil de sneeuw niet vlug verdwijnen,
zeker zal er nieuwe verschijnen.
Sneeuw die blijft liggen langs de grachten,
ligt op andere te wachten.
   
Blijft hier en daar wat sneeuw liggen,
dan wacht hij op nieuwe.
 
 

 

WIND

 
Het weer kan men kennen aan de wind. Hoe wankeler de wind, hoe vaster het weer.
   
De wind zuid-west,
is 't regennest.
Met noordwind onweert het zelden.
   
De wind in het zuiden,
is water voor de puiden (padden).
Komt de wind uit het noorderland,
lang houdt het weder stand.
   
Komt wind voor regen,
dan is er niets aan gelegen;
Doch komt regen voor wind,
berg dan de zeilen gezwind.
Gaat 't na noorden-/of oostenwind vriezen,
dan houdt de vorst lang aan.
   
Eerst de wind dan de regen,
daar kunnen we wel tegen.
Maar eerst de regen dan wind,
Zorg dan dat je de zeilen bindt.
Noordenwind met volle maan,
kondigt een strenge winter aan.
   
Veel wind, weinig regen. Oostenwind met nat,
die heb je snel gehad.
   
Zelden gaat hevige wind liggen zonder regen. Oostenwind met regen,
duurt drie dagen, zes of negen.
   
Komt eerst de wind en dan regen,
dan valt de neerslag tegen.
Een krimpende wind,
is een stinkende wind.
   
Wees voor een weersomslag niet beducht,
als er geen wind is in de lucht.
Een krimper is een stinker
   
Als de wind met de hennen te bed gaat,
krijgen we morgen hetzelfde weer.
Krimpende wind en uitgaande vrouwen,
die zijn niet te vertrouwen.
   
Gaat de wind met de kippen te bed,
staat hij er morgen ook mee op.
Krimpende wind en kijvende vrouwen,
daar is doorgaans geen huis mee te bouwen.
   
Wind in de nacht opgestaan,
brengt regen aan.
In het najaar veel wind uit het westen,
lang zal de hoge wind in het voorjaar ons pesten.
(hoge wind = noorden wind)
   
Wind in de nacht,
water in de gracht.
In de winter westenwind en avondrood, 
maakt de koude winter dood.
   
Likdoorns profiteeren [sic!] wind of regen of allebei. In de zomer oostenwind en avondrood,
leggen de warmte bloot.
   
Jichtige en reumatische menschen weten een dag vooruit te zeggen, dat de wind naar 't noorden zal gaan. Zuidwestenwind,
Noordoostenvorst in de kist.
   
Draai-, warrelwinden of windhoozen op de heide,
brengen regen mede.
Zuidwestensneê,
Noordoostenwind in zee.
   
Lopende winden zijn staande weders. Als het onstuimig weer wordt, moet je vuur maken en daarboven een kruis zetten.
Het slechte weer zal jou dan niet treffen.
   
Hoe losser de wind, hoe vaster het weer.  
 

 

WOLKEN

 
Schöpkes, 
geven dröpkes.
Zijn er schapenwolken, de droogte is op komst,
   
Heden schöpkes,
morgen dröpkes.
Als schaapkens aan de hemel staan ,
kan men zonder plu niet uit wandelen gaan.
   
Hoe kleiner de schöpkes, 
hoe groter de dröpkes.
Is de hemel al te blauw,
spoedig wordt hij dan weer grauw.
   
Schaapjes aan de hemelbaan,
kondigen wind en regen aan.
Aschgrauwe wolken, hagelwolken.
   
Alleen drijvende wolken (schapepensen), regen. "Het moêr van 't weer" noemt men als de lucht des morgens in 't noorden of 't zuiden klaar of onklaar is. (helder of betrokken)
   
Als de lucht geschubd is als een vis,
binnen twee dagen er regen is.