Wind |
|
Ruimende wind (met wijzers van de klok mee); |
Weersverslechtering, frontpassages. |
Krimpende wind (tegen de wijzers van de klok in); |
Weersverbetering, hogedruk invloed. |
Met de wind in rug ligt het hogedrukgebied rechts en de depressie links; |
|
|
|
Windstoten |
|
Windstoten komen vooral voor bij (onweers)buien. |
Bij windstoten kan het gevoelig afkoelen. |
Er onstaan cumulus wolken die snel de lucht inschieten en de bovenkant van de wolk wordt rafelig en enigszins afgeplat; Dit is een zware bui, waarbij hoogstwaarschijnlijk zware windstoten voorkomen. Trekt deze bui recht op je af, dan kunnen er binnen dertig a zestig minuten zware windstoten voorkomen vanuit de bui. |
De snel groeiende cumuluswolken die snel de lucht inschieten en de bovenkant van de wolk wordt rafelig en enigszins afgeplat;
Dit is een zware bui, waarbij hoogstwaarschijnlijk zware windstoten voorkomen. Trekt deze bui recht op je af, dan kunnen er binnen dertig a zestig minuten zware windstoten voorkomen vanuit de bui.
|
Er nadert snel een donkere lucht; Dat is meestal een buienlijn, soms een losse bui. Binnen vijftien minuten gaat het hard waaien, uit de richting waar de donkere lucht vandaan komt. De wind zal waarschijnlijk al snel gevolgd worden door regen of hagel. Tijdens het begin van de neerslag kan het nog enige tijd flink waaien, maar de windvlagen houden meestal maar ongeveer vijftien minuten aan. |
Er nadert langzaam een donkere lucht; Dit is meestal een losse bui. Lokaal kan het hard gaan waaien, maar zeker niet overal in de buurt van de bui. Als de kern van de bui recht van voren lijkt te naderen is de kans op windstoten het grootst. De windstoten duren vijf tot tien minuten. |
|
|
Temperatuur |
|
zomerhalfjaar |
|
Gaat in de voormiddag dalen; |
Koeler weer |
Temperatuursschommelingen bij helder weer; |
Onweerskans |
Temperatuur daalt niet in de avond; |
Onweerskans |
|
|
winterhalfjaar |
|
Temperatuur gestaag dalend, vooral ook overdag; |
Vorstinval |
Temperatuur rond het vriespunt bij stijgende luchtdruk; |
Vorst neemt toe |
Temperatuur rond het vriespunt bij dalende luchtdruk; |
Sneeuwkans, bij vorst toenemende kans op dooiaanval |
Bij helder weer en vorst loopt de temperatuur in de avond op; |
Dooi op komst |
Na neerslag overdag klaart en op en daalt de temperatuur; |
Kans op vorst |
|
|
Zicht |
|
Hieronder volgt een overzicht tussen de relatie van het zicht en verschillende weerselementen. |
0-50 m |
Zeer dichte mist |
|
|
Zeer zwaar |
50-200 m |
Dichte mist |
|
|
(Zeer) zwaar |
200-500 m |
Mist |
|
Wolkbreuk |
Zwaar |
500-1.000 m |
Mistig |
Dicht |
Zeer zwaar |
Matig |
1-2 km |
Nevelig |
Matig |
Zwaar |
Licht |
2-4 km |
Slecht zicht |
Licht |
Zwaar |
Zeer licht |
4-10 km |
Matig zicht |
|
Matig |
|
10-20 km |
Vrij goed zicht |
|
Licht |
|
20-50 km |
Helder |
|
|
|
>50 km |
Zeer helder |
|
|
|