De bijgaande sage gaat over dwaallichtjes. Alhoewel dwaallichtjes niet direct een weerkundig verschijnsel zijn, is hun voorkomen in elk geval wel atmosferisch van aard. Er zijn vele waarnemingen van bekend en het is ook meermalen in de wetenschappelijke literatuur beschreven. In het volksgeloof staan de dwaallichtjes bekend als huppelende vlammetjes boven de graven op kerkhoven of lokten ze de nietsvermoedende nieuwsgierige reiziger het moeras in.
Over de herkomst van deze vlammetjes is niet veel bekend. Men vermoed dat ze ontstaan uit een rottingsproces en dan vrijgekomen in de atmosfeer tot zelfontbranding komen. Mogelijk is het een mengsel van PH3 en H2S. Bij nabootsing blijkt dat een mengsel van dit gas gemakkelijk tot zelfontbranding komt. Het eigenaardige is dat de vlam geen noemenswaardige warmte afgeeft, geen rook of roet achterlaat en vaak reukloos is. Soms wordt melding gemaakt van een zwakke zwavellucht.
Het vaakst komen de vlammetjes voor in de zomer en tijdens regenachtige warme herfstnachten. In de winter worden deze zelden tot nooit waargenomen. De vlammetjes zijn 1 tot 11 cm groot en hoogstens 4 cm breed. Soms zitten ze direct op de grond, maar vaak ook een tiental centimeters er boven. Het huppelen van de vlammetjes berust op gezichtsbedrog. Sommige vlammetjes hebben een korte levensduur. Nadat een vlammetje gedoofd is, ontstaat in de nabijheid een nieuwe. Dit wekt de indruk dat de vlammetjes heen en weer bewegen. Soms worden ze ook door de wind een eindje verplaatst voordat de vlammetjes doven. Er zijn ook gevallen bekend dat de vlammetjes de hele nacht bleven doorbranden. De vlammetjes hebben een gele, rode, maar ook wel blauwe kleur, zoals in deze sage. Bij het ontstaan van een nieuw vlammetjes wordt vaak een knalletje gehoord. In de bijgaande sage wordt dit omschreven als de hé, hé, hé roep van de hémannekes, waarbij de hémannekes de rol van de dwaallichtjes hebben.
In de sage wordt ook over een witte vrouw verhaald. Dit zijn mistbanken. Sagen over witte wieven en uitleg over dit fenomeen vindt u <hier>.
DE HÉMANNEKES VAN HET AAMSVEEN
Ten zuiden van het kerkdorp Glanerbrug in de gemeente Enschede bevindt zich het Aamsveen. Een veengebied op de Nederlandse - Duitse grens. Het landelijke gebied aan de Nederlandse zijde wordt oudsher de Enschedeër Es genoemd. Hier staan vele oude boeren hoeven. De boeren gingen vaak naar het Aamsveen om turf te steken en kwamen daar vaak nabij de veenplassen de hémannekes tegen; vurige vlammetjes onder het voortdurende geroep van hé, hé, hé. Aan de oever van de veenplassen zat dan een witte vrouw op haar spinnewiel te spinnen; rrrt, rrrt, rrrt.
Op een van de boerenhoeven was een knecht werkzaam uit Holland en deze was voor de duivel niet bang en trok zich daarom ook niets aan van de vele geesten die in het Aamsveen rondhingen. Toen deze op een goede dag aan het turfsteken was begonnen de hémannekes weer hé, hé, hé te roepen. Niemand zou de geesten durven te beproeven, maar de knecht had er lak aan en begon deze in dezelfde bewoordingen uitdagend terug te roepen. Een van de hémannekes nam dit niet en begon niet alleen steeds geestdrifter te roepen, maar kwam ook naderbij. Plots was hij zo nabij dat er geen weg meer terug was. De blauwe vlam kroop uit de kuil en besprong de knecht in zijn nek. Wild begon hij om zich heen slaan, rolde over de grond en sprong de kuil uit. Niets hielp, het hémanneke liet zich niet wegsturen en bleef zitten waar het zat. Vervolgens zette hij het op een lopen naar de boerderij, maar ze konden hem niet helpen. Aangedaan trok de knecht door de deel om zich in de keuken te verschuilen. Het hémanneke bleef maar vlammen in zijn nek. Pas toen de boerin met een gewijde kaars kwam sloeg het hémanneke op de vlucht. Het zweefde langs de binten en hield zich schuil achter een zeef aan de wand. Toen de deur open ging maakte de zeef zich los van de wand en zweefde met het hémanneke terug naar het Aamsveen. Later werd het hier terug gevonden en nog tot op de dag van vandaag wordt de zeef gebruikt voor het wannen van de rogge.