Nederlands English Home Contact Disclaimer Sitemap Nieuw/New

KALENDER

INLEIDING

Het weer en de kalender gaan al sinds heugenis hand in hand. Toegegeven in de zomer zal het niet snel sneeuwen en in de winter gaan we niet uitgebreid liggen zonnen op het strand. Dan is er nog het natuurlijke ritme van de seizoenen wat ook zijn weerslag vindt in de landbouw. Zo komen we dan vanzelf bij de weerspreuken terecht die daar weer van zijn afgeleid. Vaak zijn deze weerspreuken zelf weer gemarkeerd door te refereren aan bepaalde Heiligen of feestdagen. Al gauw bekruipt je dan het gevoel: hoe zit dat met die kalender, of wie is die Heilige die in een weerspreuk genoemd wordt. Op al deze en andere vragen kunt u hier het antwoord vinden. 

Onze westerse kalender vindt zijn oorsprong in de oude Romeinse voorlopers. In beginsel waren de oudste kalenders gebaseerd op de omloop van de maan =(maand), of liever het weer terugkeren van dezelfde maanstand. Daarnaast op het terugkerende begin van de seizoenen, dus op de zon.
Maar de de Oude Romeinse kalender was boter nog vis. Bij de stichting van het Romeinse Rijk in 753 v.Chr. kende het jaar 10 maanden en 304 dagen en begon het nieuwjaar op 1 maart. Martius, majus, quintillis en oktobris telden 31 dagen; aprilis, junius, sextillis, septembris, novembris en decembris hadden er 30.  Januari en februari bestonden toen nog niet en de maanden werden doorgaans simpel genoemd naar het 'volgnummer' in het jaar. Sporen vinden nog duidelijk terug in oktober (okta = 8) en december waar we deca = 10 uit kunnen herleiden. Er is erg veel moeite gestoken om een kalender te maken die synchroon loopt met de seizoenen. Daarom werden er telkens aanpassingen gepleegd. Al in de 7e of 6e eeuw v. Chr. werden pogingen ondernomen om een goede kalender te maken die synchroon liep met de jaargetijden. Als een van de eerste veranderingen werden door een hervorming van Numa Pompilius een tweetal maanden aan het eind van jaar toegevoegd: Januarius en februarius. Januarius kreeg 30 dagen en februarius 29. Ook de andere maanden kregen nu afwisselend 29 of 30 dagen. Zo ontstond een zuiver maanjaar van 354 dagen. Maar ook deze kalender voldeed absoluut niet. Al gauw schoven de seizoenen dwars door het jaar en was het buiten zomer terwijl er winter op de kalender stond! Er werden allerlei kunstgrepen bedacht om de kalender in overeenstemming met de het zonnejaar te brengen, maar die maakten de puinhoop alleen maar erger. Eerst met de kalenderhervormingen onder keizer Julius Ceasar kwam er 'voorlopig' een eind aan.

JULIAANSE KALENDER

Eerst onder Julius Ceasar in 46 v. Chr. trad er enige verbetering op. Deze kalender was gebaseerd op het zonnejaar van 365,25 dagen. Door elke 4 jaar een schrikkeldag in te voeren kon het jaarlijkse overschot van 0,25 dag ingelopen worden. Een van de vaste ijkpunten was 20 juli. Een dag later dan dat in Egypte de ster Sirius weer gezien werd, welke de Hondsdagen aankondigden en de komende overstromingen van de Nijl.
Bij behandeling in de Romeinse senaat in 44 v. Chr. werd uit dankbaarheid de maand Quintilis, de geboortemaand Julius Ceasar omgedoopt in Julius (om Ceasar te eren). Bij de invoering van de Juliaanse kalander duurde het overgangsjaar 445 dagen. Het langste jaar ooit in de tijdrekening.
Echter de Romaanse opperpriester hadden de regels voor het gebruik van schrikkeljaren niet goed begrepen en voerden elk 3e jaar (i.p.v. elk 4e jaar) een schrikkeldag in. En al snel liep de kalender weer de pas. Keizer Augustus verordeneerde in 8 v. Chr. dat er 12 jaar lang geen schrikkeljaren gevoerd werden om de kalander weer in de pas te laten lopen. Tegelijkertijd hernoemde hij de maand Sextillis in Augustus, ter eigener eer en glorie. Om de maand Augustus dezelfde status te geven als Julius (alle keizers gelijk) gaf de Keizer deze maand er een dag bij en ging naar 31 dagen. Deze dag werd bij Februari weggehaald. Deze kalender wordt de Juliaanse kalender genoemd.

GREGORIAANSE KALENDER

De Juliaanse kalender was een grote vooruitgang, maar bevatte toch nog een onvoorziene fout. Het was 2000 jaar geleden al een hele kunst om te kunnen bepalen dat er elk jaar een kwart dag overschoot om per vier jaar een schrikkeldag in te voeren. Maar helaas kent deze kalender teveel schrikkeldagen. Het jaar duurt namelijk geen 365,25 dagen dagen maar 365,2425 dagen. Deze kleine fout is genoeg om de kalender na verloop van eeuwen uit de pas te laten lopen. In de 16e eeuw liep de natuur al 10 dagen vooruit op de Juliaanse kalender. Daarom werden door paus Gregorius XIII kalenderhervormingen doorgevoerd. Om aansluiting te krijgen met de Juliaanse kalender ging als eerste de datum gelijk 10 dagen vooruit. Van 4 oktober 1582 (Juliaans) werd het de volgende dag gelijk 15 oktober 1582 (Gregoriaans). Als ijkpunt voor deze kalender werd het begin van de lente genomen, 21 maart: de dag/nachtevening. Voorts werd de regeling voor schrikkeljaren aangepast. Schrikkeljaren zijn die jaren dat het jaartal zonder rest deelbaar is door 4. Deze jaren kennen dus 366 dagen, een dag extra. Eeuwjaren niet deelbaar door 400 zijn gewone jaren en alle andere eeuwjaren zijn wel schrikkeljaren. Daarom was 1900 geen schrikkeljaar, 2000 wel en 2100 weer niet.
Toch loopt ook deze kalender niet op tijd. Omdat de aarde steeds strager om zijn as draait, wordt het een etmaal elke eeuw 0,0017 seconde langer. Na 3.000 jaar hebben we weer een schrikkeldag nodig om de Gregoriaanse kalender op tijd te laten lopen. Het zal zo'n vaart echter niet lopen, want de tegenwoordige tijdregeling wordt mede door atoomklokken gecontrolleerd en daarmee wordt de UTC weer gelijkgezet met de rotatiebeweging van de aarde door af en toe een schrikkelseconde in te voeren.

De invoering van de Gregoriaanse kalender ondervond grote weerstand. Niet in de eerste plaats omdat men tijdens de Reformatie niets moest hebben van deze katholieke nieuwlichterij. Bovendien kwam de burgerij in opstand omdat men meende door de datum 10 dagen vooruit te zetten ook 10 dagen van zijn leven werd beroofd. En dan waren er nog de boeren die zich ertegen keerden omdat hun weerregels op slag niet meer geldig waren.
Zo zijn er enkele weerspreuken die verhalen over de langste dag op 11 of 15 juni, of de kortste op 13 december. Omstreeks het jaar 1000 viel de langste dag op 15 juni en in 1500 was dit al teruggelopen naar 11 juni. Elke 125 jaar liep de langste dag van het jaar één dag op de Juliaanse kalender in. Met de invoering van de Gregoriaanse kalender werd dit hersteld, maar de spreuken geven de erfenis van de Middeleeuwen nog door.
Invoering van de Gregoriaanse kalender ging zeker niet van vandaag op morgen. De meeste Nederlandse provincies gingen pas rond 1700 officieel over op de nieuwe kalender. Men sprak dan vaak over "oude en nieuwe stijl".
Rusland ging als een van de laatste landen pas met de communistische revolutie in 1917 over tot de Gregoriaanse tijdrekening, maar de Russisch orthodoxe kerk handhaaft nog steeds voor haar feestdagen de Juliaanse kalender. Zo valt kerstmis in deze kerk pas op 8 januari (er moest in 2000 weer een dag bijgeteld worden!)
De invoering van de Gregoriaanse kalender in de Lage Landen is niet gelijktijdig in alle provincies ingevoerd. Provincies en gewesten hadden nog een grote mate van autonomie. In de onderstaande tabel staat aangegeven wanneer in welke regio de Gregoriaanse kalender werd ingevoerd.

Provincie/Gewest Laatste datum Juliaans Eerste datum Gregoriaans
Brabant 21-12-1582 01-01-1583
Drente)1 31-12-1700 12-01-1701
Friesland 31-12-1700 12-01-1701
Gelderland 30-06-1700 12-07-1700
Groningen 31-12-1700 12-01-1701
Holland (Noord en Zuid) 21-12-1582 01-01-1583
Limburg)2    
Overijssel 30-11-1700 12-12-1700
Utrecht 30-11-1700 12-12-1700
Vlaanderen 21-12-1582 01-01-1583
Zeeland 21-12-1582 01-01-1583
Graafschap Zutphen 30-06-1700 12-07-1700
)1
Drente was (autonoom) gewest en werd als 'oninteressant gebied' niet tot de Republiek toegelaten, werd pas in 1815 zelfstandige provincie. De provincie Groningen had hier grote invloed.
)2
Limburg was een conglomeraat van enclaves zonder eigen bestuur, werd pas in 1815 zelfstandige provincie.

JAARTELLING

De Romeinse keizer Constantijn riep in 325 conferentie bijeen met alle bisschoppen uit die tijd op zijn zomerverblijf in Nicea in Bithynië (gelegen tussen de Zwarte Zee en de Zee van Marmora). Deze conferentie is later als concilie erkend en hier werd de Juliaanse kalender aangenomen als grondslag voor de Christelijke jaartelling. Maar de jaren werden nog steeds geteld als het zoveelste regeringsjaar van deze of gene keizer. Hier kwam pas verandering in door toedoen van de Romeinse monnik Dionysius. Hij zocht tussen 526 en 530 naar het geboortejaar van Jezus Christus. De echte jaartelling zoals we die nu kennen komt van deze monnik. Eerst in 607 werd deze telling gangbaar.
In jaartelling van Dionysius bestaat het jaar 'null' niet. 'Null' was in die tijd nog onbekend. Maar Dionysius introduceerde wel de jaren voor en na Christus. Op jaar 1 voor Chr. volgt dus 1 na Chr. Maar voor dit startpunt maakt hij helaas rekenfouten. De historische feiten wijzen er tegenwoordig op dat volgens deze telling Christus zo rond het jaar 7 voor Chr. geboren moet zijn.
De jaartelling begint dus bij 1. Bij 10 jaar is het eerste tiental vol en bij 100 jaar is een eeuw voltooid. Omgekeerd: het tweede tiental begint bij 11, en de tweede eeuw begint bij 101. De 21ste eeuw begint dus op 1 januari 2001.
Dit kunt u zelf uitproberen: Tel de vingers op uw hand. Bij 10 bent u uitgeteld, ga verder met de vingers van uw partner of kinderen, 11, 12, 13.... Of tel het geld in uw knip. Bij 100 cent is de euro vol en bij 200 euro kunt u twee briefjes van honderd krijgen, niet bij 199 euro's! 
Lees ook het artikel verschenen in het "Zondagsblad van het Nieuws van de dag" van 31 december 1899.

JULIAANSE DATUM

De Juliaanse Datum is geen repeterende kalender zoals we die kennen in het dagelijks gebruik. Het is een onafhankelijk telsysteem voor dagen, zonder rekening te houden met dagen, weken, maanden of jaren. Het beginpunt ligt op 1 januari 4713 v.Chr om 12 uur 's middags. Op 1 januari 2006, 12 hr waren er 2453737,0 dagen verstreken sedert het begin. De Juliaanse Datum (JD) wordt vooral in de sterrenkunde gebruikt om een handig rekenmiddel te hebben voor verschijnselen die meerdere maanden of zelfs jaren duren. Dan is rekenen in dagen vaak een betere uitkomst dan tellen in dagen, weken, maanden en jaren.
Omdat deze wijze van dagtelling de zonnetijd volgt kent een juilaans jaar 365,25 dagen en heeft dus ook geen schrikkeljaren. Het systeem is ontworpen in de 16 eeuw door Joseph Justus en heeft niets van doen met de Juliaanse kalender. Joseph heeft zijn dagtelling genoemd naar zijn vader die toevallig ook Julius heette.