Niet altijd werden de christenen in het Romeinse Rijk vervolgd. Er waren ook perioden van betrekkelijke rust. Zodra deze aanbrak vielen de christenen over elkaar heen over de wijze waarop de gemeenschap opnieuw opgebouwd moest worden. Natuurlijk was er ook onderlinge strijd om de opengevallen posities in te nemen of de juistheid van de denkbeelden die sommigen erop na hielden. Immers, de christelijke leer was nog lang niet uitgekristalliseerd en stond voor het grootste deel al helemaal niet op schrift.
In deze tijd leefde Calixtus. Een filaalhouder van een bank die hij totaal niet in zijn macht had. Door zijn superieuren werd Calixtus de nor ingewerkt, maar schuldeisers kochten hem juist weer vrij in de hoop nog wat van hun kredieten terug te zien. Vervolgens werd hij als dwangarbeider naar Sardinië gestuurd, omdat hij betrokken was geweest bij een vechtpartij in een synagoge. Eerst na amnestie kon hij naar Rome terugkeren.
Calixtus had geluk dat men hem vergeten was en paus Zephyrinus had met Calixtus te doen. Zo werd hij medewerker aan de begraafplaats Via Appia, tegenwoordig nog steeds bekend als catacombe van Callisto (synoniem voor Calixtus). Toch verrichtte hij hier goede diensten als administrateur en organisator. Mede hierdoor werd Calixtus na de dood van Zephyrinus in 217 tot bisschop (paus) van Rome gekozen. Maar hier wreekte zijn geschiedenis. Tegenstanders benoemden een tegenpaus. De eerste in de geschiedenis. Waar Calixtus stond voor boetedoening, vergiffenis en een kerk vol zondaars. Maar de tegenpaus, Hippolytus, had het meer op met Heiligen, uitsluitingen en veroordelingen. Beiden worden als martelaar vereerd en beiden zijn daarom Heilig.