In zijn jeugd wist Dominicus al dat hij priester wilde worden, maar zijn roeping kreeg hij pas op zijn dertigste toen hij rond 1200 op reis was in Zuid Frankrijk. Hier woonden grote groepen mensen die zich van de corrupte en machtsbeluste kerk hadden afgekeerd. De kerk beschouwde deze gestrengen in het christelijke geloof als ketters en werden met kruistochten bestreden. Of terug in de katholieke gemeenschap, of letterlijk uitroeien. Er was geen keuze tussen de dood of de zegen, goederen en bezittingen werden verbeurd verklaard en beulswerk in naam van kerk was schering en en inslag.
In deze tijdsgeest opereerde Dominicus die vond dat je het geloof niet met geweld moest verdedigen, maar met overreding en prediking. Volgens hem moest de kerk terug naar de roots met een arm en oprecht leven. Maar de respons was in beginsel vrijwel nihil. Dan maar de legers in de kruistochten volgen en trachtten de ketters tot inkeer te brengen voordat de slachting begon.
Uit zijn daden ontstond de orde der dominicanen en was een tegenpool van franciscanen. Waar de franciscanen niets van de wetenschap moesten hebben, vond Dominicus dat een goede orde niet zonder wetenschappelijke basis kon. Juist de dominicanen gingen de wetenschap stimuleren. Daarom lagen de kloosters van de dominicanen, of predikheren, juist vaker in de steden dan teruggetrokken op het platte land. Juist de wetenschap maakte Dominicus tot beschermheilige van de astronomen.
Na een tocht door Hongarije werd Dominicus ziek, waaraan hij ook overleed op 6 augustus 1221 en was al in 1234 Heilig verklaard.
Tegenwoordig treedt de orde in Europa niet meer zo op de voorgrond als in het verleden. Weerspreuken houden Dominicus steevast op 4 augustus, maar zijn kerkelijke feestdag is 8 augustus.